Luctor et Emergo in Varsseveld
Wie : AOV Varsseveld
Wat : Kiekn wat ‘t wödt
Waar : Borchuus Varsseveld
Wanneer : Vrijdag 18 augustus 2023
Regie : Udo Klompenhouwer
Het is bijna 45 jaar geleden dat de Engels/Canadese theatermaker Keith Johnstone zijn befaamde boek “Impro” publiceerde waarin hij improvisatietechnieken beschreef die hij ontwikkeld had in zijn werken met (amateur-)spelers. Doel van deze oefeningen was het ontwikkelen van meer spontaniteit, positiviteit, spelplezier, samenwerking en hulpvaardigheid bij de acteurs. Wereldwijd ontwikkelde zich sindsdien in de theaterwereld een beweging van mensen en groepen die helemaal opbloeiden bij deze vorm van theatermaken.
Waren de oefeningen aanvankelijk uitsluitend bedoeld om acteurs te trainen, in de vorm van theatersportwedstrijden werden ze ook voor publiek interessant om naar te kijken: teams van spelers die het tegen elkaar opnemen in opdrachten die ze meteen en zonder onderling overleg moeten uitvoeren. Een jury en het publiek leveren commentaar en geven punten. Ook de televisie omarmde het improvisatietheater met programma’s als “De vloer op” en “De Lama’s”.
In het kader van de Varsseveldse Volksfeesten, waarin elk jaar ook een amateurtheatervoorstelling wordt geprogrammeerd, koos het AOV er dit jaar voor om het publiek zo’n improvisatievoorstelling aan te bieden. Regisseur Udo Klompenhouwer had deze avond de passende titel “Kiekn wat ‘t wödt” meegegeven.
Klompenhouwer betrad het podium met 9 acteurs en actrices die normaal spelen bij “‘t Buurtschap” uit Sinderen en Theatergroep “SPOT” uit Doetinchem. Twee groepen die regionaal bekend staan als werkend op hoog niveau. En dat was te merken aan de acteurs die afgevaardigd waren.
De avond was in tweeën gedeeld. Voor de pauze een deel waarin het accent op Theatersport lag en waarin de spelers moesten bewijzen zich steeds aan te kunnen passen aan wisselende omstandigheden.
Na de pauze had de vorm meer weg van “De vloer op” waarin spelers het podium op werden gestuurd met een duidelijke rol- en situatieomschrijving. Daarin lag de uitdaging om al spelend een scène te laten ontstaan die voor het publiek aantrekkelijk is om naar te kijken en een einde kent dat zorgt voor een lach, een traan, een stilte of een zucht van verlichting.
Beide vormen zijn echt niet gemakkelijk om uit te voeren. Zeker niet met een zaal tegenover je, met mensen die niet helemaal wisten wat ze te verwachten hadden. Misschien had Klompenhouwer iets meer tijd moeten nemen om de mensen in de zaal in te leiden in wat er te gebeuren stond. Want als je een toneelavond verwacht waar zich tot half 11 een verhaal afwikkelt naar een bevredigend einde, terwijl je allemaal losse scènes te zien krijgt, die niets met elkaar te maken hebben, dan ligt onbegrip op de loer. Het kijkplezier zit bij improvisatietheater vooral in de worsteling van de spelers om alle problemen waarvoor ze zich gesteld zien, tot een passend en verrassend einde te brengen.
Het deel voor de pauze was een acteeroefening waarin twee spelers een ontmoeting spelen in het park. Ze kennen elkaar niet en de opdracht is om er een mooie ontmoeting van te maken. Alleen is het zo dat de spelbegeleider om de zoveel tijd een woord roept dat meteen in de dialoog moet worden verwerkt. Dat leidt natuurlijk tot komische en verrassende wendingen voor het publiek, maar het is verschrikkelijk verwarrend voor spelers die al hun aandacht nodig hebben om samen een boeiende scène op poten te zetten.
De spelbegeleider roept woorden die totaal niets met de situatie te maken hebben. Het was daarom rete-spannend om te zien hoe de acteurs zich daaruit zouden redden. Dat deden ze wonderwel, wat veel zegt over de kwaliteiten van de acteurs. Al ging dat niet altijd over rozen: toen een van de speelster midden in een zin voor de zoveelste keer werd lastig gevallen door een ongepast woord, viel ze uit haar rol met een bits “Jaa-haah!!” naar de spelbegeleider. Daarmee drukte ze precies uit wat je als kijker ook denkt: “Stoor ons even niet, we zijn naar een mooie scène aan het kijken.” In die zin was het een beetje jammer dat Udo voor de pauze alleen deze werkvorm hanteerde. Theatersport kent zoveel meer manieren om spelers te trainen. Dat zou het kijkplezier qua verrassing en variatie zeker ten goede zijn gekomen.
Na de pauze werd dat allemaal rechtgezet met een 5-tal snedige scèneomschrijvingen waar steeds 2 spelers hun tanden in mochten zetten. Hier kwamen de talenten en de ervaring van de negen acteurs helemaal tot hun recht. Heerlijk om te zien met welke originele en creatieve ingevingen spelers het elkaar moeilijk maakten, zich tegelijkertijd uit de brand speelden om uiteindelijk samen een interessante scène neer te zetten. Hetgeen nogal wat vergt: want je bent dan niet alleen acteur, je bent tegelijkertijd schrijver, dramaturg èn regisseur van de scène die je staat te spelen.
Soms werd een scène humoristisch met een serieuze ondertoon, zoals de scène waarin een blinde man na een operatie zijn vrouw voor het eerst kan zien. Dan weer werd het heel spannend wanneer een vrouw in een dakloze, iemand uit haar verleden herkent waarbij nog een rekening open stond. En toevallig, maar heel prettig voor de avond, sloten we af met een hilarische scène over een man die een babysitter bestelt, er twee krijgt, maar die heel andere plannen hebben dan hij zelf voor zijn avond had. En terwijl ze hem zijn slaapkamer binnenduwen, heeft deze man, maar ook de acteur die hem speelde, helemaal niet door wat ze met hem van plan zijn. Het publiek daarentegen wel!
Die laatste scène maakte precies duidelijk waarom improvisatietheater zo vermakelijk is om naar te kijken. Het ìmproviserend spelen vraagt alles van de acteurs die zich, onwetend van wat er gaat gebeuren maar vertrouwend op elkaars kwaliteiten, in de theatrale diepten storten.
Als publiek waan je je veilig en ben je blij dat jij niet hoeft. Maar zelfs dat bleek een onterechte aanname deze avond.